rul-20210622-atr-000009

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting en de buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting. Zekerheid wordt gevraagd voor de jaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, actief in de industriële sector. De aandelen X zijn in handen van één aandeelhouder Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (Verdragsland A).

Rechtskader

Men verzoekt om zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan Y. Daarnaast verzoekt men om te bevestigen dat Y niet buitenlands belastingplichtig is als bedoeld in artikel 3 in combinatie met artikel 17 en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Ondanks herhaaldelijke verzoeken is niet voldoende additionele informatie verstrekt om de behandeling van het verzoek af te kunnen ronden. Het verzoek is derhalve buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek buiten behandeling is gesteld.