rul-20210622-apa-000007

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X maakt onderdeel uit van de in Nederland gevestigde Y-groep. De Y-groep is een internationaal opererende groep actief in de industriële sector. Z is gevestigd buiten de Europese Unie en maakt ook onderdeel uit van de Y-groep. De in het verleden door Z ontwikkelde immateriële activa zijn overgedragen aan X. Z verricht ten behoeve van en voor rekening en risico van X onder andere onderzoek en ontwikkeling. Z verkrijgt van X een licentie met betrekking tot de productie en commercialisering van bepaalde producten in haar regio.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb 1969 omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts) handeling (en) of transacties en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-length beloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s te worden meegewogen. Binnen de gelieerde licentie transactie zijn de functies van X en Z beide als entrepreneur te duiden. De onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van Z zijn routinematig.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-length resultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen.
4. Voor het bepalen van de vergoeding voor de licentie hebben de bevoegde autoriteiten de CUP-methode als uitgangspunt gebruikt, waarbij de uitkomst van de bij het verzoek gevoegde vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen beoordeeld is en passend is bevonden.
5. Als gevolg van de overdracht van de door Z ontwikkelde immateriële activa aan X zal Z de eerste jaren een lagere licentievergoeding betalen. De totale omvang van deze lagere vergoedingen representeert de waarde in het economische verkeer van de overgedragen immateriële activa.
6. Voor het bepalen van de vergoeding voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten hebben de bevoegde autoriteiten een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met de relevante kosten als maatstaf) als uitgangspunt gebruikt, waarbij de uitkomst van de bij het verzoek gevoegde vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen beoordeeld is en passend is bevonden.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-length vergoeding voor de licentie van Z aan X en over de arm’s-length vergoeding voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten alsmede de arm’s length vergoeding ter zake van de overdracht van de door Z ontwikkelde immateriële activa. Deze overeenstemming is uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. In de vaststellingsovereenkomst is de vergoeding voor de licentie uitgedrukt in een percentage van de omzet. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen bedraagt [2%-5%] zoals door de bevoegde autoriteiten is overeengekomen. In de vaststellingsovereenkomst is de vergoeding voor de overgedragen immateriële activa gebaseerd op een lagere te betalen licentievergoeding gedurende de looptijd van de overeenkomst. De percentages die in de overeenkomst zijn opgenomen bedragen afslagen van [0%-3%] op de door de bevoegde autoriteiten overeengekomen licentievergoedingen. In de vaststellingsovereenkomst is de vergoeding voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uitgedrukt in een percentage van de relevante kosten. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen de interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,5% bedraagt en de upper quartile 20,4%. De mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2026. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de aangifte Vennootschapsbelasting over het jaar 2018 reeds is ingediend. Overeenkomstig het tussen de bevoegde autoriteiten gevoerde overleg en de tussen de autoriteiten overeengekomen bilaterale APA kent de overeenkomst een langere looptijd dan vijf jaar. Beide landen zijn daarbij geen tussentijdse evaluatie overeengekomen.