rul-20210622-apa-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit en maakt deel uit van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal concern actief in de informatietechnologie sector. X functioneert als een routinematige (master)distributeur voor diverse regio’s binnen en buiten Europa. X verkoopt bepaalde producten en oplossingen aan klanten (middels gelieerde verkoopkantoren). X heeft een licentie op bepaalde immateriële activa met betrekking tot de producten en oplossingen van Y gevestigd in land A buiten Europa (niet zijnde een aangewezen laagbelaste jurisdictie) en betaalt daarvoor een royaltyvergoeding. Deze royaltyvergoeding is op het niveau van Y ingevolge het territoriale belastingregime van land A vrijwel onbelast. Het verzoek om zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de door X uitgeoefende (master) distributiefunctie.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/31003 is onder b.(i) aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegredenen voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transactie is.
2. De royaltyvergoeding betaald door X aan Y wordt ingevolge het territoriale belastingregime van land A vrijwel niet belast. Daarnaast lijkt op basis van een marginale toetsing de functionaliteit van Y in land A beperkt te zijn. Derhalve wordt het belastingbesparingsmotief verondersteld en kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het voeren van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Gelet op de overwegingen zal geen zekerheid vooraf worden gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen.