rul-20210601-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

De Z-groep is een multinationale groep waarvan het wereldwijde hoofdkantoor is gevestigd buiten Europa. De Z-groep houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en distributie van bepaalde producten. X is een in Nederland gevestigde entiteit van de Z-groep. X opereert als een distributeur binnen de Z-groep. X koopt de producten van Y, onderdeel van de Z-groep en gevestigd in Europa, en verkoopt deze producten door aan derden (wholesalers). Y functioneert als een distributeur voor een bepaalde regio. Y heeft X ingeschakeld voor de distributie en daaraan gerelateerde activiteiten in een specifiek deel van deze regio. X houdt zich voornamelijk bezig met de dagelijkse distributieactiviteiten en daaraan gerelateerde (verkoop) activiteiten. X houdt geen voorraad van goederen ten behoeve van de distributieactiviteiten. X rapporteert aan verscheidene managers en directeuren van Y die verantwoordelijk zijn voor de aansturing van de distributieactiviteiten van X. Voor de distributieactiviteiten functioneert X als een distributeur met beperkte risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling (en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de transactie zijn de functies van X als uitvoerend te duiden. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de transactie en is aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten die X uitoefent ten behoeve van Y is echter geen CUP aangetroffen. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met omzet als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
4. X heeft een benchmark studie uitgevoerd ten behoeve van de distributieactiviteiten. Deze benchmark studie is beoordeeld en de Belastingdienst heeft een aanvullende analyse uitgevoerd. Met behulp van de aanvullende analyse is bepaald welk punt binnen de door X geïdentificeerde arm’s length range passend is voor de distributieactiviteiten van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de distributieactiviteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen ten behoeve van de distributieactiviteiten verricht door X valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 0,87% bedraagt en de upper quartile 5,28%. In de vaststellingsovereenkomst is een percentage boven de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.