rul-20210504-apa-000005

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te verkrijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de Z-groep. De Z-groep, waarvan de moedermaatschappij is gevestigd in Nederland, is een internationaal opererende groep actief in de industriële sector. X is verantwoordelijk voor de algemene ondernemingsstrategie, het voorbereiden en nemen van strategische management beslissingen, productontwikkeling en het lange-termijn ondernemingsplan. X is tevens eigenaar van de immateriële vaste activa van de groep. X heeft een Vaste inrichting in een land binnen de Europese Unie die verkoop- en distributieactiviteiten voor de Z-groep verricht. De Vaste inrichting verricht de verkoopactiviteiten binnen de kaders die X heeft vastgesteld.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning) voor de Vaste inrichting van X. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom in het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb 1969 omschreven beginsel gezien. De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats op grond van artikel 7 OESO-modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 OESO- modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ 2010/457M (besluit winstallocatie vaste inrichtingen), geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts) handeling (en) of transacties en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de fictieve transactie zijn de functies van de Vaste inrichting van X als uitvoerend te duiden. De Vaste inrichting van X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de fictieve transactie en is aangemerkt als de tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van de Vaste inrichting van X is echter geen CUP aangetroffen. Een andere traditionele methode is de (bruto) resale price methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) met in dit geval de omzet als maatstaf een betrouwbaardere uitkomst.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van de Vaste inrichting van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengtbeloning ten aanzien van de activiteiten van de Vaste inrichting van X aan de Z-groep. Een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet is at arm’s-length. Deze overeenstemming is uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. In de vaststellingsovereenkomst is de vergoeding voor de verkoop- en distributieactiviteiten in een percentage van de omzet uitgedrukt. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen past binnen de interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,08% en de upper quartile 3,77% bedraagt. Vanwege de specifieke omstandigheden van het geval is in de overeenkomst een punt onder de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de aangiften Vennootschapsbelasting over de jaren 2018 tot en met 2019 reeds zijn ingediend.