rul-20210427-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de aanwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Daarnaast verzoekt men om te bevestigen dat de aandelen gehouden in een Nederlandse vennootschap toegerekend kunnen worden aan de vaste inrichting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht en gevestigd in een land binnen de Europese Unie (EU) waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X oefent geen materiële onderneming uit. De aandelen van X worden gehouden door natuurlijke personen welke woonachtig zijn in Verdragsland A. X behoort tot een concern, actief in de dienstverlenende sector. X houdt alle aandelen in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Verder heeft X haar activiteiten gedurende 2020 uitgebreid middels managementactiviteiten in Nederland. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Er wordt verzocht om zekerheid vooraf dat er sprake is van een Vaste inrichting in Nederland, zoals vermeld in artikel 3, vierde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) juncto artikel 17, derde lid, onderdeel a of artikel 17a van de Wet Vpb. Daarnaast wordt verzocht om zekerheid vooraf over de allocatie van de aandelen in Y aan de Vaste inrichting. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. In het voorliggende geval verschillen partijen van mening of de structuur is opgezet met als enige of doorslaggevende beweegreden belastingbesparing als bedoeld in paragraaf 3, onderdeel b, onder i, van het hiervoor aangehaalde besluit. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek is ingetrokken.