rul-20210427-apa-000009

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit en maakt onderdeel uit van de Y-groep. De Y-groep, waarvan de moedermaatschappij is gevestigd in land A (buiten Europa), is actief in de industriële sector en houdt zich bezig met het ontwikkelen, vervaardigen en verkopen van bepaalde producten. X is een distributeur en actief op de Europese markt. In lijn met de groeistrategie van de Y-groep in Europa heeft de Y-groep een nieuwe vennootschap, Z, opgericht in land B (binnen Europa). Z wil relevante activa overnemen van X om daarmee de lokale distributieactiviteiten uit te gaan voeren. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de zakelijke prijs voor de overdracht van de relevante activa door X aan Z.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met partijen die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s-lengthprijs. Als deze aanwezig is, geeft de CUP methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de overdracht van de relevante activa van X aan Z is echter geen CUP aangetroffen.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven in paragraaf 6.153 dat waarderingsmethoden, en in het bijzonder de discounted cash flow methode, gebruikt mogen worden om een arm’s- lengthprijs voor de overdracht van activa te bepalen. Bij deze methode wordt de waarde van de over te dragen activa bepaald door het contant maken van toekomstige vrije kasstromen tegen een passende disconteringsvoet. Voor de overdracht van de relevante activa van X aan Z is de arm’s-lengthprijs bepaald op basis van deze methode.
4. De bij het verzoek gevoegde waarderingsstudie is beoordeeld en passend gevonden voor de bepaling van een arm’s-lengthprijs voor de overdracht van de relevante activa van X aan Z.

Conclusie

Partijen zijn overeengekomen dat de toepassing van de discounted cash flow methode heeft geleid tot een arm’s-lengthprijs voor de overdracht van de relevante activa van X aan Z. De waarde van de relevante activa is vastgesteld op [€100.000 – €200.000]. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.