rul-20210420-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek om zekerheid vooraf ingediend over de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s. Men vraagt zekerheid voor de jaren 2021 tot en met 2025.

Feiten

X en Y zijn beiden een Coöperatie opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd. X en Y behoren tot een internationaal opererend concern actief in de dienstverlenende sector. X houdt alle aandelen in meerdere vennootschappen die zijn opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd (tezamen Z1). X houdt tevens alle aandelen in Z2, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland die zich bezig houdt met financieringsactiviteiten. Y houdt alle aandelen in meerdere v ennootschappen die zijn opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd (tezamen Z3). Z1 en Z3 zijn eigenaar van vastgoed in Nederland. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, Y, Z1, Z2 en Z3 en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen actief te managen. In Nederland beschikt het concern over eigen kantoorruimte. A, de tophoudster van het concern, is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij in vastgoed en houdt indirect alle lidmaatschapsrechten in X en Y. A is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (EU). B houdt een minimaal belang van de lidmaatschapsrechten in X en heeft aandeelhoudersleningen verstrekt aan X en Z1. C houdt een minimaal belang van de lidmaatschapsrechten in Y en heeft aandeelhoudersleningen verstrekt aan Y en Z2. B en C zijn net als A opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de EU (Verdragsland A). Gedurende de behandeling van het verzoek is besloten de financieringsstructuur te herstructureren. Voor fiscale doeleinden van Verdragsland A worden X, Y, Z1, Z2, Z3, B en C als transparante entiteiten aangemerkt. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek tot zekerheid vooraf ziet op de vraag of B en C belastingplichtig zijn voor de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet bronbelasting 2021 (Wet BB). Deze zekerheid wordt gevraagd voor de voordelen in de vorm van renten uit hoofde van de geldlening verschuldigd door X, Z1 en Z2 aan B en Y en Z3 aan C. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X , Y, Z1, Z2 en Z3 uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X , Y, Z1, Z2 en Z3 binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. B heeft aandeelhoudersleningen verstrekt aan X, Z1 en Z
2. C heeft aandeelhoudersleningen verstrekt aan Y en Z
3. Voor fiscale doeleinden van Verdragsland A worden X, Y, Z1, Z2, Z3, B en C als transparante entiteiten aangemerkt.
4. Gedurende de behandeling van het verzoek is besloten de financieringsstructuur te herstructureren. Als gevolg van deze herstructurering is het verzoek tot het verkrijgen van zekerheid vooraf ingetrokken.
5. Een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.