rul-20210420-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X bestaat uit verschillende entiteiten die samen een fiscale eenheid vormen in Nederland. X maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Z-groep. De Z-groep is actief in de industriële sector. De Z-groep ontwikkelt een immateriëel activum, waarbij gebruik wordt gemaakt van ongelieerde dienstverleners die R&D-activiteiten verrichten. Bij de oprichting van X is het immateriële activum in licentie verkregen van een ongelieerde partij tegen een vergoeding waarna X het immateriële activum verder is gaan ontwikkelen. Y is gevestigd in een land buiten de Europese Unie en maakt ook onderdeel uit van de Z-groep. Vóór de oprichting van Y werden alle relevante functies voor de doorontwikkeling van het immateriële activum verricht door X en werd X aangemerkt als entrepreneur. Na de oprichting van Y verkrijgt Y een licentie van X ten aanzien van het immateriële activum en gaat Y de relevante functies ten aanzien van de doorontwikkeling van het immaterieel activum uitvoeren en tevens verder uitbreiden. Het immateriële activum wordt na oprichting van Y derhalve verder ontwikkeld voor rekening en risico van Y. Na oprichting van Y verricht X uitsluitend nog administratieve diensten en houdt het dagelijkse toezicht op de R&D-activiteiten van de ongelieerde dienstverleners. X verricht deze activiteiten onder aansturing van Y en loopt hierbij beperkte risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-length resultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van X ten aanzien van de adminstratieve diensten en het R&D-toezicht is echter geen CUP aangetroffen. Een andere traditionele methode is de (bruto) cost plus methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval de totale operationele kosten als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.
5. Ten aanzien van de vergoeding voor het verstrekken van de licentie van X aan Y is aansluiting gezocht bij de vergoeding die is overeengekomen tussen X en de derde partij waarvan X haar licentie eerder heeft verkregen. De vergoeding waarvoor de licentie door X is verstrekt Y is at arm’s-length is.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de administratieve diensten en het R&D-toezicht verricht door X ten behoeve van Y een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale relevante operationele kosten van X at arm’s-length is. Voor het R&D-toezicht valt het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 5,30% bedraagt en de upper quartile 13,64%. De mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Voor de administratieve diensten valt het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 4,40% bedraagt en de upper quartile 16,86%. De mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.