rul-20210406-rulov-000004

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf dat een nieuw op te richten investeringsfonds niet naar Nederlands fiscaal recht in Nederland gevestigd is.

Feiten

X is een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde vennootschap die actief is als aanbieder en beheerder van investeringsfondsen. X beschikt in Nederland over kundig personeel. Een niet in Nederland gevestigde dochtermaatschappij van X heeft Y opgericht, een naar het recht van een lidstaat van de Europese Unie opgericht investeringsfonds in de vorm van een limited partnership. De dochtermaatschappij van X, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, treedt op als general partner. De beoogde limited partners zijn vennootschappen die overal ter wereld gevestigd kunnen zijn. Y is, beoordeeld naar het recht van het land van oprichting, voor fiscale doeleinden aldaar transparant, maar beoordeeld naar Nederlands fiscaal recht niet transparant. Y gaat investeren in financiële instrumenten. Het personeel van X zal op zoek gaan naar geschikte investeringen. Daarnaast verricht X ook administratieve en andere concerndiensten ten behoeve van Y. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek richt zich op dat Y niet in Nederland is gevestigd en daarom niet aangemerkt kan worden als binnenlands belastingplichtige in de zin van artikel 2 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Specifiek dat Y kwalificeert voor de fictie van artikel 4 lid 5 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dan wel dat de feitelijke leiding van Y niet in Nederland uitgeoefend wordt en Y op grond van artikel 4 lid 1 AWR niet geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Naar aanleiding van het initiële verzoek is extra informatie opgevraagd over het gepresenteerde feitencomplex en ter verificatie van de toegangsvoorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Naar aanleiding van hetgeen hieruit naar voren kwam heeft de Belastingdienst haar twijfels geuit over de interpretatie van de feiten door X. In reactie daarop is het verzoek om zekerheid vooraf ingetrokken. Door de intrekking is het verzoek niet verder behandeld en ook geen conclusie getrokken of aan de toegangsvoorwaarden van voornoemd besluit voldaan werd.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.