Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Men wenst zekerheid voor de boekjaren vanaf 2021 tot en met 2025 in verband met een voorgenomenherstructurering binnen de groep.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern actief in de industriële sector. Het concern oefent in Nederland operationele activiteiten uit door middel van een aantal vennootschappen. X is het regionale hoofdkantoor en houdt zich actief bezig met het aansturen van haar deelnemingen. De directe en enige aandeelhouder van X is A, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie. De aandelen van A worden op haar beurt voor 100% gehouden door B, een vennootschap opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie. B wordt aldaar als een transparante entiteit aangemerkt. B wordt gehouden door C, de uiteindelijke moedermaatschappij en tophoudster van de groep. C is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie. C is in het land van vestiging subjectief vrijgesteld van belastingheffing. X houdt onder andere een belang in de verbonden operationele vennootschap Y. Y is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie. De activiteiten van Y liggen in het verlengde van X. Y is een joint venture met externe aandeelhouders waarbij is afgesproken om op gelijke wijze de financiering van de joint venture te laten geschieden door het extern aantrekken van gelden en door gelden van de aandeelhouders. Dat laatste vindt plaats door een combinatie van kapitaal en leningen die achtergesteld zijn bij de externe leningen. X heeft derhalve een aantal keren kapitaal gestort in Y. X heeft deze kapitaalstortingen gefinancierd met (langlopende) leningen van B. B is gefinancierd met eigen vermogen door C. Geen aflossingen hebben plaatsgevonden op de leningen. In het verleden is op verzoek van belastingplichtige in vooroverleg bevestigd dat X ten aanzien van de leningen van B een geslaagd beroep kan doen op de tegenbewijsregeling van artikel 10a, derde lid onder a van de Wet Vpb. In het kader van een herstructurering binnen de groep ter rationalisatie van de structuur is menvoornemens de schuldvorderingen van B op X als kapitaal te storten in A. A zal ten aanzien van de inkomsten uit de schuldvorderingen niet onderworpen zijn aan een naar Nederlandse maatstaven redelijke heffing. De inkomsten zijn objectief vrijgesteld van winstbelasting.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van artikel 10a van de Wet Vpb. Specifiek wil X bevestiging dat zij na de voorgenomen herstructurering een geslaagd beroep kan doen op de tegenbewijsregeling van artikel 10a, derde lid, Wet Vpb (dubbele zakelijkheidstoets). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en nietcoöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De leningen die X na de herstructurering verschuldigd is aan A vallen onder de reikwijdte van artikel 10a Wet Vpb. A is een verbonden lichaam en de leningen houden verband met kapitaalstortingen gedaan door X in een verbonden lichaam. Dergelijke kapitaalstortingen zijn besmette rechtshandelingen in de zin van artikel 10a, eerste lid, Wet Vpb. De rente – kosten en valutaresultaten inbegrepen – zijn dan in aftrek beperkt tenzij X aannemelijk maakt dat aan de rechtshandelingen en schulden zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen (artikel 10a,derde lid onder a, Wet Vpb). Gezien de feiten is de tegenbewijsregeling van de compenserende heffing zoals neergelegd in artikel 10a, derde lid onder b, Wet Vpb niet aan de orde en X beroept zich daar ook niet op.
4. X is van mening dat zij na de herstructurering een geslaagd beroep kan doen op de dubbele zakelijkheidstoets ten aanzien van de leningen van A. De leningen die na herstructurering verschuldigd zijn aan A staan nog steeds geheel in verband met de kapitaalstortingen in Y. Deze rechtshandelingen zijn in het verleden als zakelijk beoordeeld in het licht van de joint ventureafspraken en de functie van X en Y binnen het concern. Deze conclusie verandert niet door het feit dat A voortaan de crediteur van de leningen is in plaats van B.
5. In het verleden is geoordeeld dat aan de schulden van X aan B in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag lagen. Nu de crediteur wijzigt dient dit opnieuw beoordeeld te worden. X heeft aannemelijk gemaakt dat in dit specifiek e geval de herstructurering, inclusief de wijzigingen ten aanzien van de schulden, ingegeven is ter rationalisatie van de structuur. Ook is aannemelijk dat de herstructurering niet resulteert in een gunstiger belastingpositie voor het concern. A, B, C en X gaan als gevolg van de herstructurering geen lagere belastingdruk ervaren. X heeft daarmee aannemelijk gemaakt dat in dit specifieke geval in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag (blijven) liggen aan de schulden na de herstructurering.
Conclusie
X kan na de herstructurering ten aanzien van de leningen van A een geslaagd beroep doen op de tegenbewijsregeling van artikel 10a, derde lid, onder a Wet Vpb. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.