Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening (het fonds) naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men vraagt zekerheid voor de jaren 2021 tot en met 2025.
Feiten
Het fonds is vormgegeven als een fonds voor gemene rekening. Het fonds richt zich op het poolen van beleggingen voor investeerders die woonachtig zijn in een land binnen de Europese Unie. Het fonds is belichaamd in de voorwaarden van beheer en bewaring. Het fonds oefent geen activiteiten uit in Nederland. Deelname van investeerders vindt plaats via participaties. In de fondsovereenkomst is bepaald dat overdracht van de participaties slechts kan plaatsvinden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de betreffende deelnemer in het fonds.
Rechtskader
In het verzoek vraagt de beheerder van het fonds om zekerheid vooraf over de kwalificatie van het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Relevant hierbij is het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M, later gewijzigd met het besluit van 15 december 2015, nr. BLKB 2015/1511M, en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is niet van toepassing, omdat het gaat om de kwalificatie van de rechtsvorm van het fonds.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Beoordeeld is of het fonds als transparant kan worden aangemerkt. Hiertoe is relevant het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M, later gewijzigd door het besluit van 15 december 2015, nr. BLKB 2015/1511M.
4. Volgens het hiervoor vermelde besluit kwalificeert een fonds als besloten indien de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend kan geschieden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de participant, ook zonder dat daarvoor de toestemming van alle participanten vereist is (de zogenoemde inkoopvariant). In het gegeven geval is in de fondsovereenkomst opgenomen dat de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid slechts kan plaatsvinden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de betreffende deelnemer in het fonds.
5. Op grond van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet wordt aangemerkt als een besloten fonds voor gemene rekening.
Conclusie
Het fonds wordt voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als een besloten fonds voor gemene rekening. Het fonds is derhalve voor Nederlandse fiscale maatstaven transparant. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 14 januari 2021 tot en met 31 december 2025.