rul-20210323-atr-000001

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern actief in de dienstverlenende sector. X houdt 100% van de aandelen in twaalf naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in Nederland gevestigde vennootschappen (hierna Y). Y is eigenaar van vastgoed in Nederland. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en Y. A en B houden gezamenlijk 100% van de lidmaatschapsrechten in X. A houdt 100% van de aandelen in B en in C. A en C houden gezamenlijk 100% van het belang in E, een samenwerkingsverband. F, de tophoudster van het concern, is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij in vastgoed en houdt (in)direct 100% van de aandelen in A, B, C, en Y, lidmaatschapsrechten in X en het belang in E. A, B, C, E en F zijn allen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in staat D. Alle betrokken entiteiten worden voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. Voor fiscale doeleinden van staat D worden A, B, X en Y – als gevolg van het consolidatieregime van staat D – als transparante lichamen aangemerkt. De resultaten van A, B, X en Y wordt als gevolg van het consolidatieregime toegerekend aan F. C en F worden in staat D als niet-transparant behandeld. E wordt voor de fiscale doeleinden van staat D als transparant aangemerkt vanwege het feit dat zij een samenwerkingsverband is. E is geen onderdeel van het consolidatieregime. Het resultaat van E wordt toegerekend aan haar participanten (A en C). Vanwege het feit dat A – als gevolg van het consolidatieregime – transparant is, worden de resultaten van E die toerekenbaar zijn aan A via A toegerekend aan F. Y heeft het vastgoed gefinancierd met eigen en vreemd vermogen. Het vreemd vermogen wordt door E verstrekt door middel van interne leningen. Deze interne leningen worden door E nagenoeg geheel gefinancierd middels gelden die op concernniveau zijn aangetrokken van derden. Y doet rentebetalingen aan E op de door E verstrekte leningen en heeft afschrijvingslasten op haar vastgoed. Daarnaast maken X en Y beiden kosten in het kader van hun bedrijfsvoering. Vanwege het feit dat E geen onderdeel is van de geconsolideerde groep zijn de interne leningen zichtbaar voor de fiscale doeleinden van staat D. De rente-inkomsten die E verkrijgt van Y worden toegerekend aan C en F en bij hen in aanmerking genomen.

Rechtskader

Het verzoek van X en Y ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdelen b, e en g van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) ter zake van de kosten van X en Y, afschrijvingslasten van Y en rentebetalingen van Y aan E. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X en Y uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X en Y binnen het concern.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
4. Y doet rentebetalingen aan E. Vanwege het feit dat E en Y voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen worden aangemerkt en voor fiscale doeleinden van staat D als transparant worden aangemerkt, zijn E en Y Hybride lichamen zoals bedoeld in artikel 12ac, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb en kunnen verschillende onderdelen van artikel 12aa, eerste lid, van de Wet Vpb van toepassing zijn.
5. Allereerst is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb van toepassing is op de rentebetalingen van Y aan E. Aangezien E en haar (in)directe participanten (A, C en F) allen gevestigd zijn in staat D, is er geen verschil in de toerekening van de rentebetalingen van Y aan E bij of krachtens de wet van staat D. De rentebetalingen worden in staat D op het niveau van C en F in de heffing betrokken, waardoor er geen sprake is van een aftrek zonder betrekking in de heffing. Dit betekent dat artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb niet van toepassing is.
6. Vervolgens is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb van toepassing is op de rentebetalingen van Y aan E. Gezien het feit dat de rentebetalingen bij C en F in de heffing worden betrokken, is er geen sprake van een aftrek zonder betrekking in de heffing, waardoor artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb niet van toepassing is.
7. Met betrekking tot de kosten van X en Y, de afschrijvingen op vastgoed door Y en de rentebetalingen van Y aan E, is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb van toepassing is. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb ziet op vergoedingen, betalingen, lasten of verliezen voor zover die leiden tot een dubbele aftrek. Hieronder vallen ook afschrijvingen op vastgoed. De kosten van X en Y, afschrijvingen van Y en rentebetalingen die Y aan E doet, worden in aftrek gebracht in Nederland. Door de kwalificatie van A, B, X en Y – als gevolg van het consolidatieregime in staat D – als transparante lichamen kunnen deze kosten, afschrijvingslasten en rentelasten ook door F in aftrek worden gebracht in staat D. Dit betekent dat er sprake is van een dubbele aftrek in de zin van artikel 12ac, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Vpb.
8. Derhalve is beoordeeld of er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen als bedoeld in artikel 12ac, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Vpb. Op grond van artikel 12aa, derde lid, van de Wet Vpb is artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb niet van toepassing voor zover de aftrek in mindering komt op een bedrag dat dubbel in aanmerking genomen inkomen is.
9. Het inkomen van X en Y wordt in Nederland in een naar de winst geheven belasting betrokken. Door de kwalificatie van A, B, X en Y – als gevolg van het consolidatieregime in staat D – als transparante lichamen wordt het inkomen van X en Y ook door F in een naar de winst geheven belasting betrokken. Dit betekent dat het inkomen van X en Y in Nederland en in staat D in een naar de winst geheven belasting wordt betrokken, waardoor er sprake kan zijn van dubbel in aanmerking inkomen in de zin van art. 12aa, derde lid, van de Wet Vpb. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb is derhalve niet van toepassing voor zover er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen.

Conclusie

Artikel 12aa, eerste lid, onderdelen b en e, van de Wet Vpb is niet van toepassing op de rentebetalingen van Y aan E. Het inkomen van X en Y wordt in Nederland en in staat D in een naar de winst geheven belasting betrokken, waardoor er sprake kan zijn van dubbel in aanmerking genomen inkomen in de zin van artikel 12aa, derde lid, van de Wet Vpb. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb is niet van toepassing ter zake van de kosten van X en Y, afschrijvingslasten van Y en rentebetalingen van Y aan E voor zover er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.