rul-20210316-atr-000007

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern met een hoofdkantoor in een land buiten de Europese Unie (EU), welke actief is in de financiële sector. In Nederland heeft het concern een houdster-/ financieringsplatform. X houdt diverse investeringen binnen Europa. Zij oefent hiervoor relevante operationele activiteiten uit in Nederland. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking. A is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de EU (staat A). A en X behoren tot dezelfde investeringsstructuur waarin verschillende institutionele investeerders investeren. Y, de tophoudster van het concern houdt indirect de aandelen in A en de lidmaatschapsrechten in X. Y is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de EU (staat B). Alle betrokken entiteiten worden voor fiscale doeleinden van Nederland en staat A als niet- transparante lichamen aangemerkt. Voor fiscale doeleinden van staat B worden A en X als transparante lichamen aangemerkt. Y wordt in staat B als niet-transparant lichaam aangemerkt. A heeft leningen verstrekt aan X. Deze leningen worden zowel in Nederland als in staat A als vreemd vermogen aangemerkt voor commerciële en fiscale doeleinden. X doet rentebetalingen aan A op de verstrekte leningen. Deze rentebetalingen worden in aanmerking genomen bij A, maar vanwege een bijzonder belastingregime in staat A – waar A gezien haar activiteiten gebruik van kan maken – niet in een naar de winst geheven belasting betrokken in staat A.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdelen a, b en e, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) op de rentebetalingen van X aan A. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
4. Allereerst is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb van toepassing is. Nederland en staat A kwalificeren de geldleningen als vreemd vermogen. Dit betekent dat er geen verschil is in de kwalificatie van de geldleningen en de betalingen uit hoofde ervan, waardoor artikel 12aa, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb niet van toepassing is.
5. X doet rentebetalingen aan A. Vanwege het feit dat A en X enerzijds voor Nederlandse fiscale doeleinden en fiscale doeleinden van staat A als niet-transparante lichamen worden aangemerkt en anderzijds voor fiscale doeleinden van staat B als transparant worden aangemerkt, zijn A en X Hybride lichamen zoals bedoeld in artikel 12ac, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb en kunnen onderdelen b en e van artikel 12aa, eerste lid, van de Wet Vpb van toepassing zijn.
6. Vervolgens is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb van toepassing is. De aftrek zonder betrekking in de heffing wordt niet veroorzaakt door verschillen in de toerekening van de rentebetalingen van X aan A tussen staat A waarin het Hybride lichaam (A) is gevestigd en staat B waarin het lichaam (Y) dat een participatie heeft in het Hybride lichaam (A) is gevestigd. De aftrek zonder betrekking in de heffing is het gevolg van het bijzondere belastingregime in staat A. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb is dan ook niet van toepassing.
7. Tot slot is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb van toepassing is. A is in zowel Nederland als in staat A niet-transparant. Derhalve wordt A op grond van de parlementaire geschiedenis voor toepassing van artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb aangemerkt als de ontvanger en is staat A de staat van de ontvanger. De aftrek zonder betrekking in de heffing is niet het gevolg van de fiscale kwalificatie van X, maar van het bijzondere belastingregime in staat A. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb is dan ook niet van toepassing.

Conclusie

Artikel 12aa, eerste lid, onderdelen a, b en e, van de Wet Vpb is niet van toepassing op de rentebetalingen van X aan A. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.