rul-20210316-apa-000002

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X, gevestigd in Nederland, is het hoofdkantoor van de Y-groep. De Y-groep houdt zich wereldwijd bezig met de productie (uitbesteed aan derden) en distributie van producten. X heeft vaste inrichtingen en een verkoopmaatschappij (B), gevestigd in Europese landen, die verantwoordelijk zijn voor de verkoop van de producten. X is onder meer verantwoordelijk voor de ondernemersfunctie van de groep, het bepalen van de productiestrategie en -planning, de logistiek, de centrale verkoopactiviteiten, trainingen van verkopers en (gelieerde en niet- gelieerde) distributeurs, personeelszaken en het anderszins ondersteunen van de vaste inrichtingen en vestigingen binnen de groep. De vaste inrichtingen en B zijn slechts verantwoordelijk voor het uitvoeren van de aan hen toegewezen marketing- en verkoopactiviteiten. Zij verrichten hun activiteiten onder regie van X en lopen hierbij zeer beperkte risico’s. De functionaliteit van de vaste inrichtingen is iets beperkter dan de functionaliteit van B. C, gevestigd in een ander Europees land, maakt ook onderdeel uit van de Y-groep. Zij is zelfstandig verantwoordelijk voor alle activiteiten in haar handelsgebied, land D, en bezit en beheert de immateriële activa die relevant zijn voor haar bedrijfsvoering. Zij maakt als onderdeel van de groep gebruik van de ondersteunende diensten van X. Op haar beurt levert zij ondersteunende diensten met betrekking tot kwaliteitsbeheer aan X. Ten aanzien van de dienstverlening dragen X en C nauwelijks risico’s en zij gebruiken geen immateriële activa bij het verlenen van de diensten. De Y-Groep besteedt de productie van haar producten uit aan externe productiemaatschappijen. Op aanvraag en voor rekening van X kopen B en C deze goederen in bij de productiemaatschappijen ten behoeve van X voor de distributie in markten buiten land D. Deze activiteiten worden gekwalificeerd als ondersteunende diensten verricht door B en C aan X. Deze diensten verrichten B en C onder regie van X en zij lopen hierbij nauwelijks risico’s. Voorts gebruiken zij geen immateriële activa bij het verlenen van de diensten. Het verzoek om zekerheid vooraf heeft betrekking op de te hanteren Verrekenprijzen voor de volgende transacties: –de verkoopagentdiensten geleverd door de vaste inrichtingen aan X; –de distributiediensten geleverd door B aan X; –de ondersteunende diensten van X aan C en van C aan X; en –de ondersteunende diensten geleverd door B en C aan X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van de entiteit binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties tussen X aan de ene kant en de vaste inrichtingen en B aan de andere kant zijn de functies van de vaste inrichtingen en B in vergelijking met X als ondersteunend te beschouwen. De vaste inrichtingen en B kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transacties en worden aangemerkt als de tested party. Binnen de gelieerde dienstverleningstransacties tussen X en C zijn de functies van de dienstverlenende entiteit in vergelijking met de ontvanger van de dienst als ondersteunend te beschouwen. Afhankelijk van de transactie, kunnen X en C daarom beide worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde dienstverleningstransacties en wordt de dienstverlenende entiteit aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van de vaste inrichtingen, B, C en X is echter geen CUP aangetroffen. Een andere traditionele methode is de (bruto) cost plus methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. Voor de marketing- en verkoopactiviteiten verricht door de vaste inrichtingen en B is de omzet de relevante maatstaf. Voor de door B en C verrichte inkoopondersteunende diensten en voor de door C en X verrichte ondersteunende diensten zijn de kosten de relevante maatstaf.
4. X heeft een benchmarkstudie uitgevoerd ten aanzien van de marketing- en verkoopactiviteiten van de vaste inrichtingen en B. Deze benchmarkstudie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van de vaste inrichtingen en B.
5. Gezien de beperkte toegevoegde waarde van de ondersteunende activiteiten die B en C verrichten ten behoeve van X en de ondersteunende diensten die C en X over en weer aan elkaar verlenen, wordt voor deze diensten de vereenvoudigde methode in de zin van paragraaf 6.3 van het verrekenprijsbesluit toegepast. De analyse voor toepassing van deze methode is beoordeeld en akkoord bevonden.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de marketing- en verkoopactiviteiten van de vaste inrichtingen een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 2,27% bedraagt en de upper quartile 7,97%. Vanwege de specifieke functionaliteit van de vaste inrichtingen ten opzichte van de ongelieerde vergelijkbare partijen is in de vaststellingsovereenkomst een percentage binnen de voormelde range en onder de mediaan gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de marketing- en verkoopactiviteiten van B een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 2,27% bedraagt en de upper quartile 7,97%. In de overeenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Met betrekking tot zowel de ondersteunende diensten van B en C aan X als de tussen C en X onderling verleende diensten is in de vaststellingsovereenkomst een winstopslag van 5% op de relevante kosten opgenomen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.