rul-20210309-atr-000012

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

X is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X houdt alle aandelen in Y, eveneens opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X en Y vormen een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. De aandelen van X worden gehouden door Z, een vennootschap opgericht naar het recht van een land binnen de Europese Unie. X en Y maken deel uit van een internationaal concern dat actief is in de dienstverlenende sector. Met het oog op de vereenvoudiging van de ondernemingsstructuur bestaat het voornemen om X te ontbinden. Voorafgaand aan de ontbinding zal X de door haar gehouden aandelen in Y en een andere vennootschap overdragen aan haar aandeelhouder Z. Na een daartoe genomen besluit, volgt vervolgens de liquidatie van X en ontvangt Z een liquidatie-uitkering. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland.
2. Het is niet duidelijk of er voor rekening en risico van X bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Derhalve is niet duidelijk of wordt voldaan aan de voorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. X heeft er uiteindelijk voor gekozen om het verzoek in te trekken. Een verdere inhoudelijke analyse is derhalve achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.