rul-20210309-apa-000010

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X bestaat uit twee in Nederland gevestigde entiteiten, onderdeel uitmakend van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep die zich bezig houdt met de ontwikkeling en verkoop van bepaalde producten. Onderdeel van de Z-groep is Y (gevestigd in Europa). Y is het hoofdkantoor van de Z-groep en eigenaar van de immateriële activa van de Z-groep. X verricht hoofdzakelijk routinematige activiteiten ten behoeve van Y, waaronder marketing- en distributieactiviteiten (voor verschillende business units), productieactiviteiten, supply chain- en commercial managementactiviteiten, en R&D-activiteiten. De activiteiten van X zijn uitvoerend van aard en X loopt beperkte risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel X van de Regeling van de Staatssecretaris van 31 december 2020, nr. 2020-0000246185, Stcrt. 2020, 64029. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X als uitvoerend te duiden. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en is aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van X is echter geen CUP aangetroffen. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met kosten danwel omzet als maatstaf) in dit geval een betrouwbaardere uitkomst.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en de uitkomst is passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. Partijen zijn overeengekomen dat voor de marketing- en distributieactiviteiten een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het percentage dat ten aanzien van de ene business unit in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,0% bedraagt en de upper quartile 2,1%. Een percentage boven de mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Het percentage dat ten aanzien van de andere business unit in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 0,98% bedraagt en de upper quartile 4,49%. Een percentage boven de mediaan is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen. Voor de productieactiviteiten is overeengekomen dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,6% bedraagt en de upper quartile 8,1%. Een percentage boven de mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Voor de supply chain-activiteiten en de (commercial) management services is overeengekomen dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen bedraagt [7,5-8,5]%. Voor de R&D-activiteiten zijn partijen overeengekomen dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,1% bedraagt en de upper quartile 10,1%. De mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Overeenkomstig hetgeen tussen de bevoegde autoriteiten is overeengekomen, is in de vaststellingsovereenkomst tevens vastgelegd dat op basis van het huidige Belastingverdrag tussen Nederland en het land waar Y is gevestigd, Y niet beschikt over een Vaste inrichting in Nederland. Bovendien is overeengekomen dat in geval van een relevante verdragswijziging of wijziging in het commentaar op het OESO Modelverdrag, geen winst aan een eventuele vaste inrichting van Y in Nederland kan worden toegerekend. Hiermee is bevestigd dat de door het Z- concern verrichte activiteiten in Nederland als geheel at arms length worden beloond met de hierboven vermelde beloningen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.