rul-20210302-rulov-000002

Aanleiding

X verzoekt te bevestigen dat X in Nederland gevestigd blijft voor de toepassing van het relevante Belastingverdrag na (tijdelijke) verhuizing van haar directeur-aandeelhouder naar het buitenland.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland. X is een houdster– en managementvennootschap in een concern, dat dienstverlenende activiteiten verricht. De directeur-aandeelhouder van X gaat tijdelijk werken voor het concern in een land buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een Belastingverdrag gesloten heeft waarin ten aanzien van de vestigingsplaats van een vennootschap met dubbele woonplaats is afgesproken dat de verdragswoonplaats in onderling overleg bepaald wordt. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 2, vierde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb), artikel 4 van het relevante Belastingverdrag, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland relevante operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van de lichamen binnen de groep.
2. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. X is opgericht naar Nederlands recht. Op grond van artikel 2, vierde lid, Wet Vpb, is X daarom, ongeacht de feitelijke omstandigheden, naar nationaal recht inwoner van Nederland.
5. Artikel 4 van het relevante Belastingverdrag bevat de bepaling dat de bevoegde autoriteiten van de Staten in onderling overleg bepalen van welk land een vennootschap inwoner is voor de toepassing van het verdrag indien een vennootschap op grond van de nationale wetgeving inwoner is van beide landen.
6. Een eenzijdige standpuntbepaling van één van beide verdragsluitende partijen over de verdragswoonplaats van een lichaam is daarom niet mogelijk.
7. Nadat dit aan X was meegedeeld heeft X het verzoek ingetrokken.
8. Gelet op de intrekking van het verzoek door X is een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst verder achterwege gebleven.

Conclusie

Omdat het verzoek is ingetrokken is er geen zekerheid vooraf gegeven.