rul-20210302-apa-000006

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend tot vooroverleg.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit van de Z-groep. De Z-groep houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en distributie van bepaalde producten. X is het hoofdkantoor van de Z- groep. Y is gevestigd in land A (EU) en onderdeel van de Z-groep. X heeft tevens een geregistreerde Vaste inrichting in land A. X verricht de financiële administratie voor Y en de Vaste inrichting in land A. Het verzoek ziet op de allocatie van buitengewone kosten met betrekking tot het verzorgen van de financiële administratie door X ten behoeve van Y en de Vaste inrichting in land A. Voordat tussen de Belastingdienst en X overeenstemming is bereikt, zijn de aangiften Vennootschapsbelasting voor alle (voor het verzoek relevante) jaren ingediend.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op de allocatie van buitengewone kosten met betrekking tot het verzorgen van de financiële administratie door X ten behoeve van Y en de Vaste inrichting in land A. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESOrichtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien. De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats op grond van artikel 7 OESO-modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 OESO- modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M (besluit winstallocatie vaste inrichtingen), geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

Op basis van artikel 2c van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande verrekenprijsafspraak indien de afspraak tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie of allocatie heeft plaatsgevonden). Gelet op het feit dat de aangifte Vennootschapsbelasting is ingediend voordat tussen de Belastingdienst en X overeenstemming is bereikt, is niet langer sprake van zekerheid vooraf. Het verzoek om zekerheid vooraf is derhalve buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf verstrekt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de allocatie van de buitengewone kosten zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vennootschapsbelasting.