Aanleiding
X heeft verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van aftrekbeperking van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de Vennootschapsbelasting.
Feiten
X is een naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in Nederland gevestigde vennootschap. X is de moedermaatschappij van een internationaal concern dat actief is in de industriële sector. Het X-concern kent in het kader van de beloning van zijn belangrijkste werknemers een aandelenplan. Ter uitvoering van dat plan koopt X aandelen in en kent deze toe aan de werknemers van de Nederlandse en buitenlandse dochtermaatschappijen van X. X brengt de kosten hiervan in rekening aan de dochtermaatschappijen. X verzoekt om zekerheid vooraf dat de kosten van het aandelenplan niet in aftrek beperkt zijn op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: art. 10-1-j Wet VPB).
Rechtskader
Voor het verzoek zijn relevant artikel 10-1-j Wet VPB, en het besluit van 19 juni 2019 nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 1 8 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.
Overwegingen
1. X oefent in Nederland relevante operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van de lichamen binnen de groep.
2. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. Artikel 10-1-j Wet VPB sluit, kort gezegd, de aftrek uit van lasten die verband houden met de uitreiking of toekenning van aandelen.
5. Omdat de kosten van het aandelenplan ten aanzien van de werknemers van de dochtermaatschappijen doorberekend worden aan de dochtermaatschappijen drukken de kosten niet op X, en behoren de lasten die verband houden met de uitreiking van de aandelen niet tot de grondslag van X.
6. Daarom is artikel 10-1-j VPB niet van toepassing op lasten die verband houden met de inkoop van de aandelen in het kader van het aandelenplan.
Conclusie
Het verzoek is toegewezen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 2019 tot en met 2022.