Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een buitenlands paraplufonds (hierna: het fonds) naar Nederlandse fiscale maatstaven.
Feiten
Het Fonds is opgezet volgens een zogenaamde paraplustructuur, dit betekent dat het fonds is onderverdeeld in meerdere subfondsen. Het fonds is tot stand gekomen naar het recht van een land binnen de Europese Unie. Het fonds heeft geen rechtspersoonlijkheid, maar is een samenwerkingsverband tussen een bewaarder en een beheerder. Deelname van investeerders vindt plaats via participatiebewijzen. Het fonds moet worden vergeleken met een fonds voor gemene rekening naar Nederlands recht. Het fonds oefent geen activiteiten uit in Nederland. De band met Nederland bestaat uit de mogelijke toetreding van Nederlandse investeerders in het fonds. In de fondsovereenkomst is een verbod opgenomen ten aanzien van de vervreemding van de participatiebewijzen aan een andere investeerder of aan een derde. Feitelijk kan vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend geschieden aan het fonds zelf.
Rechtskader
In het verzoek vraagt de beheerder van het fonds, om zekerheid vooraf over de kwalificatie van het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Relevant daarvoor is het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M, later gewijzigd door besluit nr. BLKB 2015/1511M. Verder is relevant het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.
Overwegingen
1. In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019 is onder a. aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is niet van toepassing, het gaat om de kwalificatie van een fonds.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Beoordeeld is of het fonds als transparant kan worden aangemerkt. Hiertoe is relevant het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M, later gewijzigd door besluit nr. BLKB 2015/1511M.
4. Volgens het hiervoor vermelde besluit kwalificeert een fonds als besloten indien de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend kan geschieden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de participant, ook zonder dat daarvoor de toestemming van alle participanten vereist is (de zogenoemde inkoopvariant). In het gegeven geval is in de fondsovereenkomst opgenomen dat de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid aan derden niet is toegestaan. Feitelijk kan vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend geschieden aan het fonds zelf.
5. Op grond van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het fonds voor toepassing van de Nederlandse belastingwet moet worden aangemerkt als transparant.
Conclusie
Het fonds kwalificeert voor toepassing van de Nederlandse belastingwet als transparant. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 10 november 2020 tot en met 31 december 2024.