rul-20210202-rulov-000005

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor zekerheid vooraf in verband met de invoering van de spoedreparatiemaatregelen fiscale eenheid en de toepassing van de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) op leningen binnen fiscale eenheid. Men wenst zekerheid voor het jaar 2018.

Feiten

Onder andere X en Y maken deel uit van een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. X en Y zijn in naar Nederlands recht opgericht en feitelijk in Nederland gev estigd. X en Y behoren tot een concern actief in de industriële sector. Het concern heeft haar hoofdkantoor in Nederland. X houdt indirect 100% van de aandelen in Y. De tussenliggende entiteiten zijn in een land binnen de Europese Unie (EU) gevestigd. X houdt (in)direct 100% van de aandelen in de overige dochtermaatschappijen in de fiscale eenheid. X en Y houden (in)direct diverse deelnemingen in landen buiten de EU, die aldaar feitelijk gevestigd zijn. In 2011 en 2018 zijn door groepsmaatschappijen leningen verstrekt aan X en Y en aangewend voor besmette rechtshandelingen in de zin van artikel 10a lid 1 Wet Vpb. De aangifte Vennootschapsbelasting 2018 van de fiscale eenheid is ingediend gedurende de behandeling van het verzoek.

Rechtskader

Het verzoek van X en Y om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet Vpb in combinatie met de spoedreparatiemaatregel fiscale eenheid van artikel 15, zestiende lid, Wet Vpb. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De groep oefent, middels haar Nederlandse dochtermaatschappijen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X en Y uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X en Y binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. De leningen zijn binnen fiscale eenheid verstrekt aan X en Y waardoor renteaftrek ten aanzien van die leningen niet aan de orde was. De gevraagde zekerheid vooraf heeft evenmin betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op basis van artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het desbetreffende verzoek is de aangifte Vennootschapsbelasting ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. Gelet op de indiening van de aangifte Vennootschapsbelasting is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vennootschapsbelasting niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat geen sprake meer is van een verzoek tot een Ruling met een internationaal karakter als bedoeld in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het verzoek tot zekerheid vooraf is buiten behandeling gesteld. De genoemde transacties zullen worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte.