rul-20210202-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X en Y vormen een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. Zowel X als Y zijn vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. De aandelen van X worden gehouden door Z, een vennootschap opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie (EU). X en Y maken deel uit van een concern dat actief is in de dienstverlenende sector. X houdt een belang in een operationele vennootschap, deelneming A, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de EU. X treedt op als Houdstervennootschap. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op artikel 13, negende en elfde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming, A, worden getoetst. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019 is onder a. aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als sprake is van voldoende economische nexus in Nederland.
2. Het is niet duidelijk of er in Nederland voor rekening en risico van Y bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Derhalve is niet duidelijk of wordt voldaan aan de voorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Y heeft een inschatting gemaakt van de mogelijke additionele administratieve lasten en er vervolgens voor gekozen om het verzoek in te trekken. Een verdere inhoudelijke analyse is derhalve achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de transactie wordt beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vennootschapsbelasting.