rul-20210126-apa-000010

Aanleiding

Tussen X en de Belastingdienst is een vaststellingsovereenkomst overeengekomen vóór 1 juli 2019 en daarmee is zekerheid vooraf gekregen over Verrekenprijzen. Vanwege wijzigingen in feiten en omstandigheden heeft X om een aanpassing van de vaststellingsovereenkomst verzocht middels een addendum.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde distributie-entiteit binnen de – in de industriële sector actieve – B-groep. De B-groep is een wereldwijd opererende multinational. X treedt op als centrale hub voor de verkopen in een bepaalde regio op basis van door Y (een niet in de EU gevestigd onderdeel van de B-groep) in licentie gegeven rechten. De verkopen in de meeste landen geschieden door X zelf, in een beperkt aantal landen maakt X gebruik van lokale gelieerde en ongelieerde verkoopkantoren. Als gevolg van een overname door de B-groep alsmede organisatorische wijzigingen binnen de B-groep, gaat X ook fungeren als centrale hub voor de verkopen van andere producten. Tevens hebben wijzigingen plaatsgevonden ten aanzien van de regio waarvoor X verantwoordelijk is.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. In de vóór 1 juli 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst is overeengekomen wat de at arm’s lengthbeloning is voor de activiteiten van X als centrale hub voor bepaalde producten en een bepaalde regio. De uitbreiding van de door X te verkopen producten alsmede de wijziging van de regio waarin X haar producten verkoopt heeft echter geen invloed op het functie- en risicoprofiel van X. Aangezien de wijzigingen in feiten en omstandigheden geen veranderingen in de functionaliteit van X betreffen, heeft er geen wijziging plaatsgevonden van de overeengekomen beloning voor de activiteiten van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de activiteiten van X de reeds overeengekomen beloning nog steeds at arm’s length is. Tussen partijen blijft derhalve onverkort van toepassing dat voor de activiteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,2% bedraagt en de upper quartile 7,5%. De mediaan is in de overeenkomst gehanteerd. Het addendum is geldig voor de resterende looptijd van de vaststellingsovereenkomst, namelijk tot en met oktober 2021.