rul-20210126-apa-000004

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de wereldwijd opererende A-groep. De A-groep is actief in de industriële sector. Voordat X onderdeel uitmaakte van de A- groep heeft X bepaalde IP-rechten verkregen van een destijds aan haar gelieerde entiteit. X verricht in Nederland distributie- en verkoopactiviteiten. Na een bepaalde tijd heeft X de IP- rechten overgedragen aan een in het buitenland gevestigde entiteit van de A-groep. X heeft het verzoek ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning) voor de overdracht van de IP-rechten. Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, zoals die is gewijzigd bij artikel X van de Regeling van de Staatssecretaris van 31 december 2020, nr. 2020-0000246185, Stcrt. 2020, 64029. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- Lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb 1969 omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

X oefent in Nederland bedrijfseconomische activiteiten uit ten aanzien van de verkoop- en distributieactiviteiten en voorts worden deze activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. De Belastingdienst heeft X gevraagd om nader te onderbouwen dat er ook economische nexus aanwezig is ten aanzien van de activiteiten die gerelateerd zijn aan het IP. X heeft het verzoek vervolgens ingetrokken.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.