rul-20201222-apa-000015

Aanleiding

In het kader van de klantbehandeling heeft de Belastingdienst de door X gehanteerde Verrekenprijzen ter discussie gesteld omdat naar haar mening de gerealiseerde resultaten niet in overeenstemming waren met het arm’s-lengthbeginsel. In dat kader is deels overleg gevoerd over toekomstige aangiften.

Feiten

X is gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de B-groep. De B-groep is actief in de dienstverlenende sector. X fungeert als een verkoopkantoor voor de Europese markt op basis van door Z (een in de EU gevestigd onderdeel van de B-groep) in licentie gegeven rechten. Tussen de Belastingdienst en X is in het verleden een vaststellingsovereenkomst overeengekomen over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X. Binnen de B-groep heeft een herstructurering plaatsgevonden. Tussen de Belastingdienst en X is discussie ontstaan over de fiscale gevolgen van deze herstructurering. Deze discussie zag deels op jaren waarvoor de aangifte Vennootschapsbelasting nog niet was ingediend. Voordat tussen de Belastingdienst en X overeenstemming is bereikt, zijn de aangiften Vennootschapsbelasting voor alle (voor de discussie relevante) jaren ingediend.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning) voor haar regionale hoofdkantoordiensten. Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528), Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt 2019, 69810. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Op basis van artikel 2c van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande verrekenprijsafspraak indien de afspraak tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Gelet op het feit dat de aangifte Vennootschapsbelasting is ingediend voordat tussen de Belastingdienst en X overeenstemming is bereikt, is niet langer sprake van zekerheid vooraf. Het verzoek om zekerheid vooraf is derhalve buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf verstrekt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vennootschapsbelasting.