Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een buitenlandse Hybride rechtsvorm. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.
Feiten
X is een samenwerkingsverband opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie (EU) waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. Y en Z, respectievelijk in de hoedanigheid van vennoten vergelijkbaar met een commanditair en beherend vennoot, hebben X opgericht. Z, de beherend vennoot, is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat genoemd in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810 (nr. DB 2018/216528) (hierna: “Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden”). Y, de commanditair vennoot, is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de EU. X, Y en Z zijn onderdeel van een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek van Z om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van X naar Nederlandse fiscale maatstaven. Op grond van het besluit van 11 december 2009, nr.CPP2009/519M kunnen buitenlandse samenwerkingsverbanden worden gekwalificeerd voor Nederlandse fiscale doeleinden aan de hand van een toetsingskader. Artikel 2, derde lid, onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in combinatie met het besluit inzake commanditaire vennootschappen en het toestemmingsvereiste van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1209M spelen hierbij ook een rol. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden (nr. DB 2018/216528).
Overwegingen
1. In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019 is onder a. aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is niet van toepassing, het gaat om de kwalificatie van een buitenlandse Hybride rechtsvorm.
2. Voorts is in paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/31003 onder b. punt ii aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als de gevraagde zekerheid vooraf betrekking heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden ( DB 2018/216528).
3. Geconstateerd is dat Z, de beherend vennoot van X, is opgericht naar het recht van en gevestigd is in een staat die is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden. Derhalve wordt niet aan de voorwaarden voldaan en kan geen vooroverleg worden gevoerd.
4. Naar aanleiding van het voorgaande is het verzoek om vooroverleg ingetrokken.
Conclusie
Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek is ingetrokken.