rul-20201201-rulov-000001

Aanleiding

X is van plan om aan haar enig aandeelhouder agio terug te betalen. Zij verzoekt om te bevestigen dat de rente – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van de schuld die zij in verband met deze terugbetaling van agio zal aangaan bij een verbonden lichaam, niet in aftrek wordt beperkt op grond van artikel 10a, lid 1, sub a, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk gevestigd in Nederland. X is een industriële onderneming. X wil haar eigen vermogen verlagen vanwege redenen van civielrechtelijke aard. Om haar eigen vermogen te verlagen wil X agio terugbetalen aan haar in een land buiten de Europese Unie gevestigde moedermaatschappij. Daartoe zal X een lening aangaan bij een met haar verbonden in een land buiten de Europese Unie gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 10a, lid 4, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. X heeft aangegeven dat de transactie niet door zal gaan. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en het besluit van de Staatssecretaris van 25 maart 2013, nr. BLKB 2013/110M, inzake de toepassing van artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Tevens zijn relevant het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019 nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Daarnaast is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018 nr. 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019- 0000199975, Stcrt. 2019 nr. 69810.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland relevante operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslag- gevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transactie(s).
4. Gelet op het feit dat de transactie niet is doorgegaan en X het verzoek om zekerheid vooraf heeft ingetrokken, heeft een verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek door de Belastingdienst niet plaatsgevonden

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.