rul-20201201-atr-000002

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de in aanmerking te nemen voordelen uit hoofde van de CFC wetgeving op een voorgenomen liquidatie van een buitenlandse vennootschap.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en feitelijk in Nederland gevestigd. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern actief in de industriële sector. X houdt 100% van de aandelen in Z, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land dat is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810 (Regeling). Men is voornemens om Z te liquideren. X wenst voorafgaand aan de definitieve ontbinding van Z zekerheid over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de in aanmerking te nemen voordelen. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Er wordt zekerheid gevraagd ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor het belang van X in Z en de in aanmerking te nemen voordelen als bedoeld in artikel 13a en 13ab van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling.

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd besluit. Indien de gevraagde zekerheid vooraf ziet op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten zoals opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling, wordt geen vooroverleg gevoerd. In het voorliggende geval is Z gevestigd in een land dat is opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling. Daardoor kan ten aanzien van directe transacties met Z geen zekerheid vooraf worden gegeven. Het verzoek om zekerheid vooraf is vervolgens ingetrokken.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.