rul-20201201-apa-000012

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X maakt onderdeel uit van de Z-groep. X is de Nederlandse Vaste inrichting van een buiten de EU gevestigde vennootschap. Y (gevestigd buiten de EU) maakt ook onderdeel uit van de Z-groep. X verricht diensten aan klanten op projectbasis. Voor het uitvoeren van deze projecten huurt X werknemers van Y in. Deze werknemers van Y verrichten hun werkzaamheden in Nederland. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning), met inachtneming van artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van Financiën van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Gedurende het vooroverleg zijn nadere vragen gesteld aan X. Op die nadere vragen heeft X uiteindelijk gereageerd dat zij om praktische redenen heeft besloten haar verzoek om vooroverleg in te trekken.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.