rul-20201110-rulov-000005

Aanleiding

X verzoekt om zekerheid vooraf over de fiscale behandeling voor de heffing van de Vennootschapsbelasting en de Dividendbelasting van voorgenomen betalingen aan gelieerde partijen conform eerder gemaakte afspraken

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk gevestigd in Nederland. X is actief in de financiële sector. X is in het verleden juridisch afgesplitst van een andere in Nederland gevestigde vennootschap Y, eveneens actief in de financiële sector, en heeft daarbij onvolwaardige vorderingen op derden verkregen. Over de afwikkeling van deze onvolwaardige vorderingen heeft X een overeenkomst gesloten met de aandeelhouder van Y, een vennootschap gevestigd in een land buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. Ook deze vennootschap is actief in de financiële sector. In 2003 zijn afspraken gemaakt met X over de behandeling van de betalingen door X aan Y voor de toepassing van de Vennootschapsbelasting en de Dividendbelasting. Op verzoek van X zijn deze afspraken in 2013 bevestigd. In het huidige verzoek vraagt X om (opnieuw) te bevestigen dat de (terug)betaling van de opbrengsten van de onvolwaardige vorderingen zonder inhouding van Nederlandse Dividendbelasting kan plaatsvinden. Het verzoek was ingediend vóór 1 juli 2019. Na het verschijnen van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is de indiener van het verzoek in de gelegenheid gesteld om aan te geven of, en zo ja, in hoeverre het verzoek voldoet aan de voorwaarden om in behandeling genomen te kunnen worden, zoals beschreven in paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg Ruling met een internationaal karakter. De indiener van het verzoek heeft daarvan afgezien en heeft het verzoek om zekerheid vooraf ingetrokken.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant de artikelen 1 en 3 van de Wet op de Dividendbelasting 1965 en het besluit van 19 juni 2019 nr. 2019/13003, Stcrt. 2019 nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die laatstelijk is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

Gelet op de intrekking van het verzoek door X is een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.