rul-20201006-atr-000008

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor zekerheid vooraf ten aanzien van de Nederlandse fiscale gevolgen van een herstructurering van de groep, waaronder zekerheid vooraf over de inhoudingsvrijstelling.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt middellijk gehouden door Y, een vennootschap gevestigd in een land buiten de Europese Unie waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. X treedt op als Houdstervennootschap en heeft geen personeel in dienst. Daarnaast maakt X geen deel uit van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische activiteiten uitoefent. Het concern is actief in de dienstverlenende sector. Het concern is bezig met een reorganisatie van de gehele structuur. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Relevant is hierbij het besluit van 19 juni 2019 nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd besluit. Uit initieel overleg tussen partijen is naar voren gekomen dat in het voorliggende geval niet wordt voldaan aan het vereiste van paragraaf 3, onderdeel a van het hiervoor aangehaalde besluit (de zogenoemde economische nexus in Nederland). Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het vooroverleg te staken omdat duidelijk werd dat het verzoek afgewezen zou worden.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.