rul-20200728-atr-000010

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de buitenlandse belastingplicht, de inhoudingsvrijstelling, toepassing van de deelnemingsvrijstelling en vaststelling gestort kapitaal. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de industriële sector. X heeft 2 leden, Y en Z. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van een jurisdictie buiten de Europese Unie, een land waarmee Nederland een verdrag is overeengekomen. Z is gevestigd in een land dat is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810 (Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden). Het concern is bezig met een reorganisatie van de structuur, één van de transacties betreft de verkoop van het aandelenbelang in een dochtervennootschap van Z aan X. Z houdt tevens middellijk de aandelen van D. D is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Z en D zijn houdstervennootschappen en houden belangen in verschillende (buitenlandse) dochtervennootschappen. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X en D om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op artikel 13, negende en elfde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Tevens verzoekt X om zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Daarnaast verzoekt men te bevestigen dat Y en Z niet buitenlands belastingplichtig zijn als bedoeld in artikel 17 en 17a Wet Vpb. Tot slot wordt verzocht om de vaststelling van gestort kapitaal van X zoals vermeld in artikel 13 van de Wet DB. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd besluit. Indien de gevraagde zekerheid vooraf ziet op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten zoals opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling, wordt geen vooroverleg gevoerd. In het voorliggende geval is Z gevestigd in een land dat is opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling. Daardoor kan ten aanzien van directe transacties met Z geen zekerheid vooraf worden gegeven. Het verzoek om zekerheid vooraf is vervolgens in zijn geheel ingetrokken.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.