rul-20200728-atr-000002

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de gevolgen van een voorgenomen grensoverschrijdende juridische fusie voor toepassing van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X houdt (in)direct diverse in Nederland en in het buitenland gevestigde deelnemingen die bedrijfseconomische activiteiten verrichten. X is de beursgenoteerde tophoudster van het internationaal opererend concern A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Concern B, een beursgenoteerd concern is eveneens actief in de dienstverlenende sector en houdt (in)direct diverse in Nederland en in het buitenland gevestigde deelnemingen die bedrijfseconomische activiteiten verrichten. Concern B is voornemens om de aandelen van X te kopen. Concern B heeft een bod uitgebracht op de aandelen in X. Als Concern B niet alle aandelen in X kan verwerven, dan is zij voornemens om middels een herstructurering haar positie in X te versterken. Onderdeel van deze herstructurering is de oprichting van Y door X. Y is een vennootschap die zal worden opgericht naar het recht van een land binnen de Europese Unie alwaar zij ook feitelijk gevestigd zal zijn. X is voornemens een grensoverschrijdende fusie aan te gaan met Y, waarbij X optreedt als verdwijnende vennootschap en Y als verkrijgende vennootschap. Aandeelhouders van X die tegen deze juridische fusie stemmen kunnen gebruik maken van hun uittredingsrecht en zullen als gevolg daarvan een betaling in contanten ontvangen in plaats van aandelen in Y. Hierna zal X van rechtswege ophouden te bestaan.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat er als gevolg van de voorgenomen grensoverschrijdende juridische fusie geen Dividendbelasting in Nederland verschuldigd is, ziet op de toepassing van artikel 2 in combinatie met artikel 3 van de Wet DB. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. Concern A oefent, middels haar Nederlandse dochtermaatschappijen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. De voorgenomen juridische fusie maakt deel uit van een herstructurering die is ingegeven vanuit bedrijfseconomische overwegingen.
3. Voorts heeft de gevraagde zekerheid vooraf niet betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. De voorgenomen juridische fusie tussen X en Y, en de daaropvolgende uitreiking van aandelen door Y, valt mogelijk onder de definitie ‘opbrengst’ zoals bedoeld in artikel 2 in combinatie met artikel 3 van de Wet DB. Aandeelhouders van X kunnen een (bij)betaling in contanten ontvangen in plaats van aandelen in Y, al dan niet op basis van het feit dat deze aandeelhouders gebruikmaken van hun uittredingsrecht in het kader van de juridische fusie.
5. In de parlementaire geschiedenis is in Kamerstukken II 2015/16, 34 220, nr. 6, p. 40 opgemerkt dat “een juridische fusie van een Nederlandse vennootschap in een andere Nederlandse vennootschap of een (in het buitenland gevestigde) buitenlandse vennootschap geen belastbaar feit is voor de heffing van Dividendbelasting.” Derhalve is de grensoverschrijdende juridische fusie tussen X (verdwijnende vennootschap) en Y (verkrijgende vennootschap) geen belastbaar feit voor toepassing van de Wet DB. Uitzondering hierop is – op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Wet DB – het scenario waarin aandeelhouders van X een (bij)betaling in contanten ontvangen in plaats van aandelen in Y, al dan niet op basis van het feit dat deze aandeelhouders gebruikmaken van hun uittredingsrecht in het kader van de juridische fusie.

Conclusie

De grensoverschrijdende juridische fusie tussen X (verdwijnende vennootschap) en Y (verkrijgende vennootschap) is geen belastbaar feit voor toepassing van de Wet op de Dividendbelasting 1965, behalve indien en voor zover aandeelhouders van X een (bij)betaling in contanten ontvangen in plaats van aandelen in Y, al dan niet op basis van het feit dat deze aandeelhouders gebruikmaken van hun uittredingsrecht in het kader van de juridische fusie. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 30 maart 2020 tot en met 31 december 2024.