rul-20200616-atr-000010

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de vraag of sprake is van inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt voor 49% gehouden door Y en voor 51% door Z, beide vennootschappen zijn opgericht naar het recht van een land binnen de Europese Unie en aldaar onderworpen. Het concern is actief in de industriële sector. Tijdens de behandeling van het verzoek heeft X dividend uitgekeerd aan haar aandeelhouders en ook heeft X een aangifte Dividendbelasting ingediend in verband met de dividenduitkering.

Rechtskader

Het verzoek ziet op zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

Op basis van artikel 2b, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIBB) is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het verzoek is de aangifte Dividendbelasting ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. Gelet op artikel 2b van de WIBB is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Dividendbelasting niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat geen sprake (meer) is van een Ruling met een internationaal karakter als bedoeld in het besluit van 19 juni 2019. Het verzoek tot vooroverleg is buiten behandeling gesteld. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Dividendbelasting.