rul-20200609-atr-000004

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een Houdstervennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. De aandelen van X worden verhandeld op een effectenbeurs. X behoort tot een internationaal opererend concern, dat in het buitenland operationele activiteiten ontplooit. Het concern is actief in de handelssector. X houdt zowel onmiddellijk als middellijk aandelen in diverse (niet) Europese vennootschappen. In Nederland zijn verder geen operationele activiteiten. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op artikel 13, negende en elfde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/31003 is bij sub a aangegeven dat het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. In casu is niet duidelijk geworden in hoeverre X voor eigen rekening en risico bedrijfs economische operationele activiteiten in Nederland uitvoert, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. X treedt uitsluitend op als Houdstervennootschap met (te) weinig reële houdsterfuncties in Nederland, zeker rekening houdend met de grootte van het concern. Derhalve wordt niet aan de voorwaarden uit het hiervoor genoemde besluit voldaan en kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het aangaan van vooroverleg is voldaan. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.