rul-20200526-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde regionale entrepreneur van de Y-groep, een internationaal concern actief in de industriële sector. X is zelfstandig verantwoordelijk voor de productie en verkopen in haar eigen regio en draagt ook de relevante risico’s die verbonden zijn aan deze activiteiten. Voor haar bedrijfsvoering maakt X gebruik van immateriële activa die zijn ontwikkeld door Z, gevestigd buiten Europa. Z is de wereldwijde entrepreneur, verantwoordelijk voor de strategische aansturing, en eigenaar van alle immateriële activa van de Y-groep. De Y-groep heeft verkoopmaatschappijen in een aantal Europese landen. De verkoopmaatschappijen verrichten hun verkoopactiviteiten onder regie van X en lopen hierbij slechts zeer beperkte risico’s. De verkoopactiviteiten zijn uitvoerend van aard en de verkoopmaatschappijen zijn geen eigenaar van immateriële vaste activa. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met partijen die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De Y-groep heeft een Vaste inrichting in een Staat die is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden en kan in bepaalde gevallen transacties aangaan met deze vennootschap. De verzochte zekerheid vooraf ziet echter niet op transacties met deze Vaste inrichting.
3. Na overleg te hebben gevoerd over de feiten en de overeen te komen zekerheid vooraf, heeft X het verzoek ingetrokken als gevolg van de onzekerheid omtrent het coronavirus en de gevolgen daarvan.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.