rul-20200421-rulov-000017

Aanleiding

X verzoekt om zekerheid vooraf voor de toepassing van de Dividendbelasting dat de omvang van hetgeen bij de liquidatie op de aandelen wordt uitgekeerd niet uitstijgt boven het gemiddeld op aandelen gestort kapitaal.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. De activiteiten bestaan uit het houden van buitenlandse dochtermaatschappijen die vastgoed bezitten en exploiteren in diverse landen buiten de Europese Unie. Wegens tegenvallende resultaten heeft men besloten tot een reorganisatie, waarbij X geliquideerd zal worden. De aandeelhouders van X zijn voornamelijk woonachtig of gevestigd in een land buiten de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft afgesloten, niet zijnde één van de landen waar de deelnemingen gevestigd zijn. Het verzoek voldeed op meerdere punten niet aan de voorwaarden van paragraaf 6 van het Besluit van 19 juni 2019. De Belastingdienst heeft de verzoeker gevraagd om het verzoek op de ontbrekende punten aan te vullen.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf van X ziet op artikel 3, lid 1, letter b van de Wet op de Dividendbelasting 1965 dat bepaalt dat belast is met Dividendbelasting hetgeen bij liquidatie op aandelen wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal. Of de liquidatie-uitkering van X uitgaat boven het gemiddelde op de betreffende aandelen gestorte kapitaal van X, is de hier voorliggende vraag. Relevant hierbij is het besluit van 19 juni 2019 nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. De op grond van het paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019 gevraagde informatie is, ondanks herhaaldelijk verzoek, niet verstrekt.
2. Aan een inhoudelijke beoordeling kan dan niet toegekomen worden, het verzoek is buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek buiten behandeling is gesteld.