rul-20200414-rulov-000003

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over de gevolgen van de overdracht van aandelen aan de moedermaatschappij, en de gevolgen van een financiële herstructurering voor de fiscale winstvaststelling.

Feiten

X is een naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in Nederland gevestigde vennootschap die in het verleden functioneerde als één van de financieringsmaatschappijen van een internationaal concern met als moederentiteit Z. X is samen met operationele gelieerde maatschappijen onderdeel van de Z-Groep die actief is in de dienstverlenende sector en waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in een land buiten de Europese Unie. De activiteiten van X bestonden (tot de hierna te noemen schuldherstructurering) uit het uitgeven en aflossen van schulden op de internationale kapitaalmarkt. De verkregen gelden werden aangewend voor het doorlenen aan groepsmaatschappijen van de Z-Groep. De extern aangetrokken gelden waren gegarandeerd door Z. Daarnaast bezat X aandelen in Z. De functionaliteit van X is gewijzigd als gevolg van een schuldherstructurering. Deze schuldherstructurering is geregeld door Z. Na de schuldherstructurering blev en bij X slechts de schulden aan crediteuren achter die niet ingegaan zijn op het aanbod inzake de schuldherstructurering. In het kader van deze schuldherstructurering heeft X de aandelen in Z overgedragen aan Z. Er wordt niet verwacht dat X soortgelijke financieringsactiviteiten als voorheen zal uitvoeren of dat X in de toekomst andere nieuwe activiteiten zal ontplooien. In plaats daarvan heeft X na de herstructurering slechts een administratieve functie binnen de Z-Groep. X heeft nog slechts schulden aan externe crediteuren die niet hebben ingestemd met de schuldherstructurering, en, samenhangend daarmee, schulden aan en v orderingen op Z.

Rechtskader

Het verzoek ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toepassing van artikel 10c Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb), artikel 13 Vpb en artikel 8c Wet Vpb. Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528), zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019- 0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/31003, is onder a. aangegeven dat vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Deze activiteiten moeten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern.
2. Het verzoek om zekerheid vooraf over de toepassing van artikel 10c Wet VPB en (subsidiair) de toepassing van de deelnemingsvrijstelling richt zich op de fiscale gevolgen van de overdracht van de aandelen in Z door X aan Z.
3. De Z-groep heeft buiten de financieringsactiviteiten van X geen bedrijfseconomisch operationele activiteiten in Nederland. Het kernteam dat zich bezighoudt met financiële functies voor het concern is in dienst bij onderdelen van de Z-Groep gevestigd buiten Nederland. Dit kernteam heeft ook de schuldherstructurering opgezet, erover besloten en uitgevoerd. In Nederland zijn slechts één bestuurder en één fulltime medewerker werkzaam.
4. Op basis van het aantal personen en de functionele rollen van partijen is het niet aannemelijk dat X een substantiële bijdrage levert aan de financiële functie van de Z- Groep. In het buitenland worden de wezenlijke, strategische beslissingen genomen. De administratieve functie van X en Y is in verhouding tot de financiële functie van de Z-groep als beperkt te beschouwen. Hieruit volgt dat er onvoldoende economische nexus in Nederland was ten tijde van de schuldherstructurering. Op grond daarvan heeft de Belastingdienst besloten om het verzoek om vooroverleg ten aanzien van de toepassing van artikel 10c Wet Vpb en artikel 13 Wet Vpb niet in behandeling te nemen.
5. Na de schuldherstructurering voert X de financieringsactiviteiten die zij daarvoor uitvoerde niet meer uit. Er wordt niet verwacht dat X soortgelijke financieringsactiviteiten zal uitvoeren of dat X in de toekomst andere nieuwe activiteiten zal ontplooien. X verricht nog slechts werkzaamheden van administratieve aard inzake schulden aan externe crediteuren die niet hebben ingestemd met de schuldherstructurering.
6. Er zijn eventueel plannen om twee extra fulltime medewerkers aan te nemen die zich bezig zullen houden met de uitvoering van de herstructureringsplannen. Ook na de schuldherstructurering is bij X onvoldoende relevant personeel aanwezig in relatie tot de algehele financiële functie bij de Z-Groep. Derhalve wordt ook na de schuldherstructurering niet voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde (de zogenoemde ‘economische nexus’). Op grond daarvan kan ook geen vooroverleg aangegaan worden over de toepassing van artikel 8c Wet Vpb. Het is daarbij in deze casus niet relevant dat er eventueel plannen zijn om twee extra medewerkers aan te nemen, omdat daarmee geen wezenlijke wijziging in de functies van X en de verhouding van die functies met de totale financieringsfunctie binnen de Z-Group optreedt.

Conclusie

Gelet op de bovenstaande overwegingen is geen zekerheid vooraf gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf niet in behandeling genomen.