rul-20200310-rulov-000004

Aanleiding

Belanghebbende X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf voor de verplaatsing van haar feitelijke leiding van Nederland naar het buitenland, en voor de omzetting van haar Nederlandse rechtsvorm in een buitenlandse rechtsvorm bij overigens gelijkblijvende omstandigheden. Het verzoek betreft het achterwege laten van heffing van Vennootschapsbelasting ter zake van de omzetting en zetelverplaatsing.

Feiten

X maakt deel uit van een groep vennootschappen die allen als hoofdactiviteit het beleggen in vastgoed hebben. De groep wordt geleid vanuit Nederland. X beschikt slechts over één activum, zijnde een vastgoedbelegging (een verhuurd winkelcentrum) in een lidstaat van de Europese Unie. Een in dat land gevestigde belegger wenst de aandelen in X te kopen. Na de verkoop zal de feitelijke leiding van X zich in dat land bevinden. Vervolgens zal de rechtsvorm van de vennootschap omgezet worden in een rechtsvorm van het andere land.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 15c, 15d, 15e en 28a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet VPB), het Besluit van 9 oktober 2019, nr. 2019-17461 over de omzetting van rechtspersonen, de artikelen 4 en 6 van het betreffende Belastingverdrag, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. X maakt deel uit van een concern dat in Nederland relevante operationele activiteiten uitvoert (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van de lichamen binnen de groep.
2. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de rechtshandelingen of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. Ten gevolge van de verkoop van de aandelen X wordt de feitelijke leiding verplaatst naar het vestigingsland van de koper. Daardoor wordt de verdragswoonplaats van X gewijzigd in het vestigingsland van de koper. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de exitheffing van artikel 15c en/of 15d Wet VPB effect heeft. X heeft geen bezittingen buiten de vastgoedbelegging waarin stille reserves begrepen zijn. Eventuele stille reserves die begrepen zijn in de vastgoedbelegging zijn vrijgesteld op grond van de objectvrijstelling van artikel 15e Wet VPB. Dat betekent dat de zetelverplaatsing van X geen gevolgen heeft voor de heffing van de Vennootschapsbelasting.
5. Na de zetelverplaatsing zijn er geen winstbestanddelen meer waarover Nederland op grond van het relevante Belastingverdrag heffingsrecht heeft. De voorgenomen omzetting in een buitenlandse rechtsvorm is daarom niet relevant voor de heffing van Vennootschapsbelasting bij X.

Conclusie

De Belastingdienst heeft zekerheid verschaft dat de voorgenomen zetelverplaatsing en rechtsvormwijziging geen gevolgen heeft voor de heffing van Vennootschapsbelasting ten tijde van de zetelverplaatsing.