rul-20200303-atr-000009

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op een Hybride financieringsinstrument. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern met een hoofdkantoor in Nederland, welke actief is in de financiële sector. X zal een Hybride financieringsinstrument (hierna lening) aanschaffen van een groepsmaatschappij. De lening heeft voor zover van belang de volgende kenmerken: de lening kent geen bepaalde looptijd (perpetual) en bij liquidatie of faillissement van de groepsmaatschappij staat X hoger in rang dan de (preferente) aandeelhouder.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op een Hybride financieringsinstrument. Van belang is het Besluit Hybride geldverstrekkingen in Vennootschapsbelasting en Dividendbelasting, nr. 2017-38941, Stcrt 2017, 50521 (hierna besluit). Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. Aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van het verzoek om zekerheid vooraf is voldaan. De groep oefent in Nederland relevante economische activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van het lichaam binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. De lening kent geen bepaalde looptijd (perpetual) en er is sprake van schuldaansprakelijkheid. Deze schuldaansprakelijkheid ontstaat bij liquidatie of faillissement waarbij de houders van de lening voorgaan op de aandeelhouders.
4. De lening die X verkrijgt van de groepsvennootschap kent een schuldaansprakelijkheid die verder gaat dan in het besluit wordt beschreven. Daarmee zou geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van kapitaal.
5. In onderdeel 2b van het besluit wordt ingegaan op de samenloop met de deelnemingsvrijstelling. Er wordt een goedkeuring gegeven onder bepaalde omstandigheden. De goedkeuring ziet uitdrukkelijk op de perpetual met pari passu (de geldverstrekker staat bij faillissement of ontbinding in gelijke rang met de (preferente) aandeelhouders). Zonder pari passu is de goedkeuring van het besluit dan ook niet van toepassing.
6. De Hybride geldverstrekking kent geen pari passu bepaling zoals genoemd in het besluit. Als gevolg daarvan is er geen sprake van een deelneming en is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing.

Conclusie

Het verzoek is afgewezen.