rul-20200303-atr-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de inhoudingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een besloten vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, actief in de handel. X heeft een buitenlandse moedermaatschappij A, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een jurisdictie binnen de Europese Unie waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (‘Wet DB’). De zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan A. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

Als gevolg van de wijziging van de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf heeft belanghebbende een inschatting gemaakt van de mogelijke additionele administratieve lasten. Belanghebbende heeft er vervolgens voor gekozen om het vooroverleg te staken en heeft het verzoek om zekerheid vooraf ingetrokken.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.