rul-20200214-rulov-000007

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf bij de omzetting van haar buitenlandse rechtsvorm in een Nederlandse rechtsvorm bij overigens gelijkblijvende omstandigheden. Het verzoek betreft de fiscale woonplaats voor verdragsdoeleinden, de afwezigheid van een vaste inrichting in Nederland en het ontbreken van heffing van Dividendbelasting.

Feiten

X is een internationaal concern dat actief is in de industriële sector en geleid wordt v anuit een lidstaat van de Europese Unie. X is omgezet van een buitenlandse rechtsvorm in een naar het recht van Nederland opgerichte vennootschap. Volgens het verzoek is de feitelijke leiding van X ook na omzetting in het buitenland gebleven en blijven de activiteiten in Nederland dusdanig beperkt dat er geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, vierde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, artikel 1, derde lid Wet op de Dividendbelasting 1965, artikel 4, artikel 5 en artikel 10, zevende lid, van het betreffende Belastingverdrag, welke bepalingen overeenkomen met de bepalingen van het OESO modelverdrag 1977 tot en met 2016, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519 en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

1. Paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit van 19 juni 2019 bepaalt dat een verzoek om vooroverleg niet in behandeling genomen wordt als de verzoeker onvoldoende economische nexus heeft met Nederland.
2. X heeft geen enkele relevante activiteit in Nederland, de enige band met Nederland is het feit dat X is opgericht naar Nederlands recht.
3. De slotzin van paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit van 19 juni 2019, waarin een uitzondering is geformuleerd op de eis van economische nexus, is naar de ratio daarvan niet van toepassing.
4. Op grond hiervan heeft de Belastingdienst besloten het verzoek niet in behandeling te nemen.

Conclusie

De Belastingdienst heeft het verzoek om vooroverleg niet in behandeling genomen.