rul-20200120-atr-000008

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor zekerheid vooraf ten aanzien van de Nederlandse fiscale gevolgen van een herstructurering van de groep, waaronder zekerheid vooraf over de opheffing en oprichting van Nederlandse vennootschappen.

Feiten

X staat aan het hoofd van een internationaal concern en is opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. X houdt indirect, via een aantal tussenschakels, een belang in een Nederlandse personenvennootschap. Het concern is actief in de dienstverlenende sector. Het concern is bezig met een reorganisatie van de gehele structuur. Het verzoek is door X ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van de groep om zekerheid vooraf ziet op diverse aspecten van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (‘Wet Vpb’). Relevant is hierbij het besluit van 19 juni 2019 nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd besluit. Uit initieel overleg tussen partijen is naar voren gekomen dat in het voorliggende geval wellicht sprake is een structuur die is opgezet met als beweegreden belastingbesparing als bedoeld in paragraaf 3, onderdeel b, ten eerste, van het hiervoor aangehaalde besluit. Daarnaast was het onduidelijk of wel wordt voldaan aan het vereiste van paragraaf 3, onderdeel a van het hiervoor aangehaalde besluit (de zogenoemde economische nexus in Nederland). Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het vooroverleg te staken en het verzoek ingetrokken. Er heeft derhalve geen verdere inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat een nieuw verzoek zal worden ingediend over aspecten die niet vallen onder het bereik van het besluit van 19 juni 2019.