rul-20200113-atr-000005

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de inhoudingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt gehouden door meerdere aandeelhouders, waaronder aandeelhouders Y en Z. Y en Z zijn vennootschappen, respectievelijk opgericht en gevestigd in een land binnen de Europese Unie en in een land buiten de Europese Unie. X is actief in de dienstverlenende sector. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (‘Wet DB’). Deze zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan haar aandeelhouders Y en Z. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.

Overwegingen

De overwegingen zijn:
1. Met ingang van 1 juli 2019 is het beleid voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van rulings met een internationaal karakter gewijzigd.
2. Verzoeker heeft een inschatting gemaakt van de mogelijke additionele administratieve lasten die voortvloeien uit de wijziging van het beleid en er vervolgens voor gekozen om het vooroverleg te staken. Een inhoudelijke analyse door de Belastingdienst is derhalve achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.