rul-20191212-rulov-000006

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf over de woonplaats van X en de Nederlandse fiscale gevolgen van de voorgenomen ontbinding van X en de voortzetting van de activiteiten van X door een andere, buitenlandse, vennootschap.

Feiten

X is een naar het recht van Nederland opgerichte vennootschap. X is opgericht door A, een inwoner van een staat buiten de Europese Unie. A heeft altijd alle aandelen in X in bezit gehad en is altijd de enige bestuurder van X geweest. Volgens het verzoek heeft A de bestuurswerkzaamheden steeds in zijn woonland uitgeoefend. Sinds 2015 bestaan de werkzaamheden van X uitsluitend uit het houden van alle aandelen van Y, een vennootschap gevestigd in het woonland van A, die zich bezighoudt met handelsactiviteiten. X heeft tot en met het jaar 2016 steeds aangifte gedaan in Nederland als binnenlands belastingplichtige.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, vierde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528).

Overwegingen

1. Paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit van 19 juni 2019 bepaalt dat een verzoek om vooroverleg niet in behandeling genomen wordt als de verzoeker onvoldoende economische nexus heeft met Nederland.
2. X heeft geen enkele activiteit in Nederland, de enige band met Nederland is het feit dat X is opgericht naar Nederlands recht.
3. Op grond hiervan heeft de Belastingdienst besloten het verzoek niet in behandeling te nemen.

Conclusie

De Belastingdienst heeft het verzoek om vooroverleg niet in behandeling genomen.