rul-20191211-rulov-000011

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf over de fiscale behandeling voor de Dividendbelasting van een voorgenomen uitkering van gelden aan haar participanten.

Feiten

X is een naar het recht van Nederland opgericht en feitelijk in Nederland gevestigd investerings­ fonds in de vorm van een fonds voor gemene rekening, en is onderworpen aan het normale VPB­regime. Participanten in X zijn natuurlijke personen en vennootschappen die inwoner zijn van Nederland en andere staten binnen en/of buiten de Europese Unie. X is voornemens een uitkering te doen aan de participanten, waarbij het de vraag is in hoeverre deze uitkering uitgaat boven hetgeen op de in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigdheid is gestort.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de dividend­ belasting 1965, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, en de Regeling laagbelastende staten en niet ­coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland relevante operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van het lichaam binnen de groep.
2. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, omdat het uitkeren van de opbrengst van investeringen past bij de functie van een investeringsfonds.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet ­coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. Het verzoek was niet vergezeld van een in concept ingevuld standaardformulier voor de uitwisseling van grensoverschrijdende fiscale rulings, zoals bedoeld in paragraaf 6, letter h van het Besluit van 19 juni
2019.
5. In reactie op een verzoek om alsnog het hiervoor bedoelde standaardformulier in te dienen heeft de verzoeker meegedeeld het verzoek in te trekken. Redengevend hiervoor waren administratieve problemen om de benodigde informatie – waaronder de NAW ­ gegevens van de buitenlandse participanten­ op korte termijn te vergaren en de druk van de participanten om op korte termijn tot uitkering over te gaan.
6. Gelet op de intrekking van het verzoek door X is een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.