rul-20191126-atr-000005

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor zekerheid vooraf over de afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2017 tot en met 2018.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie, een land waarmee Nederland een verdrag is overeengekomen (Verdragsland A) en is feitelijk aldaar gevestigd. X is een dienstverlenend lichaam en voor een project verricht zij tijdelijk activiteiten in Nederland.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 17, derde lid, onderdeel a of 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Als sprake is van een Vaste inrichting op basis van deze artikelen, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Relevant hierbij is het besluit van 19 juni 2019 (nummer 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528.

Overwegingen

Door het faillissement van X is er geen noodzaak meer de behandeling van het verzoek voort te zetten. Het verzoek is derhalve buiten behandeling gesteld. Een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.