rul-20191126-atr-000004

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht, afwezigheid van een Vaste inrichting, de inhoudingsvrijstelling en de deelnemingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2017 tot en met 2021.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt gehouden door Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een land buiten de Europese Unie waarmee een Nederland een verdrag heeft gesloten (Verdragsland A). Het concern is actief in de industriële sector. X treedt op als Houdstervennootschap en heeft geen personeel in dienst. X houdt een deelneming in een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op art. 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Tevens verzoekt de groep om zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Deze zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan Y. Men verzoekt ook om te bevestigen dat Y niet buitenlands belastingplichtig is als bedoeld in artikel 17 en artikel 17a van de Wet Vpb. Het verzoek om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 17, derde lid, onderdeel a of 17a van de Wet Vpb. Als sprake is van een Vaste inrichting op basis van deze artikelen, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Relevant hierbij is het besluit van 19 juni 2019 (nummer 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528.

Overwegingen

Ondanks herhaaldelijke verzoeken is geen additionele informatie verstrekt om het verzoek te onderbouwen. Het verzoek is derhalve buiten behandeling gesteld. Een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.