rul-20191112-atr-000011

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van een andere EU-lidstaat, een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A) en aldaar gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, actief in de industriële sector. De aandelen van X zijn beursgenoteerd. X heeft een bedrijfsmodel ontwikkeld, dat in Nederland beschikbaar zal komen. Dit bedrijfsmodel houdt in dat X bepaalde diensten aanbiedt via haar buitenlandse website. In Nederland kan bij diverse aanbieders, derden en gelieerde vennootschappen, een voucher worden aangeschaft welke kan worden verzilverd op de buitenlandse website. De diensten worden gepromoot door de aanbieders, maar de contracten worden altijd gesloten door X. Voor het gebruik van de diensten wordt gebruikersondersteuning aangeboden door een onafhankelijke derde, welke niet in Nederland is gevestigd.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 17, derde lid, onderdeel a of 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Als sprake is van een Vaste inrichting op basis van deze artikelen, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Relevant hierbij is het besluit van 19 juni 2019 (nummer 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019 is onder a. aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. In dezelfde paragraaf 3 onder a, laatste zin wordt hierop een uitzondering gemaakt, welke inhoudt dat de bepaling inzake de economische nexus naar zijn aard niet van toepassing is indien zekerheid wordt gevraagd over de aan- of afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Uit praktische overwegingen wordt direct getoetst of er op basis van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag geheven kan worden.
4. Op grond van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag is sprake van een Vaste inrichting als X een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
5. Op grond van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag is sprake van een vaste vertegenwoordiger als sprake is van een persoon welke namens X bevoegd is overeenkomsten te sluiten en dat recht gewoonlijk uitoefent.
6. De diensten die X via haar buitenlandse website levert vormen geen Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland gezien het ontbreken van relevante Nederlandse betrokkenheid.
7. Het aanbieden van vouchers door bepaalde aanbieders in Nederland, vormt geen vaste inrichting voor X omdat er noch sprake is van een fysieke locatie die X ter beschikking staat noch is er sprake een zekere mate van duurzaamheid. Er is tevens geen sprake van een persoon welke namens X bevoegd is overeenkomsten af te sluiten en dat recht gewoonlijk uitoefent. Hierdoor is ook geen sprake van een vaste vertegenwoordiger van X in Nederland.
8. Het aanbieden van gebruikersondersteuning wordt gedaan door een onafhankelijke derde welke niet in Nederland is gevestigd. Deze activiteiten vormen voor X geen Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland.

Conclusie

X heeft geen Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland op basis van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag. Bovenstaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 7 juni 2019 tot en met 31 december 2023.